WetenschapWielrennen

Mathieu van der Poel: hoe coach je zo’n fenomenale renner?

Spotter2, CC BY-SA 4.0 , via Wikimedia Commons

Van een cyclocross tot een wielerklassieker naar een wereldbeker in de MTB: door zijn successen op drie verschillende fietsdisciplines spot Mathieu van der Poel met de bestaande sportwetten. Hoe begeleid je zo’n multitalent eigenlijk? Tijdens de online Endurance Sports Day presenteerde Kristof de Kegel, coach van Van der Poel, zijn inzichten. Ik schreef erover in Sportgericht, nummer 6 van 2020.

Ook al oogt het vaak alsof hij volledig op intuïtie koerst en navenant traint, achter de successen van Mathieu van der Poel zit wel degelijk een grondig plan van aanpak. Het filmpje van de finish van de afgelopen Ronde van Vlaanderen dat Kristof de Kegel laat zien, illustreert dit ten beste: de tweestrijd tussen Van der Poel en Wout van Aert die eerst tot zowat een surplace geraken…totdat Van der Poel op 200 meter van de finish in één klap aanzet om tien seconden later net een paar millimeter eerder dan zijn Belgische tegenstrever het voorwiel over de streep te drukken. Het is precies wat De Kegel zijn pupil had ingefluisterd: “Vertrek van een zo laag mogelijke snelheid, maak de sprint zo kort mogelijk en zet als eerste de actie in.”

De Kegel heeft het filmpje vaak teruggekeken. Eerder bekende de coach dat hij een slecht verliezer is, dus de zege in Vlaanderen vormde een welkome uitsmijter van een door corona beteugeld wegseizoen voor Van der Poel. Diens historische overwinning in de Amstel Gold race vorig seizoen heeft bovendien het verwachtingspatroon bij de wielervolgers dusdanig omhoog getild dat een overwinning in een grote wielerkoers inmiddels als een vanzelfsprekendheid wordt gezien. “Als coach moet ik ook de cruciale grenzen van de renner bewaken. Dat is niet altijd even gemakkelijk want met het gegeven van zo’n talent lijkt het voor de buitenwereld allemaal heel evident wat Mathieu presteert. Je zag het toen hij bijvoorbeeld in Milaan-San Remo moest passen: dan komen er al snel de vragen of er iets aan de hand is. Het is daarom belangrijk dat ik als zijn coach een topprestatie niet als vanzelfsprekend ga zien.”

Fenomeen

Maar dat zijn pupil tot grootse dingen in staat is, dat is De Kegel inmiddels duidelijk. Mathieu van der Poel is een multitalent. Een fenomeen die verschillende disciplines succesvol weet te combineren. Waar dat zeldzame hem precies in zit, daar wil De Kegel best iets over vertellen maar dan wel zonder de exacte cijfers prijs te geven. De concurrentie hoeft niet alles te weten natuurlijk.

De Kegel splitst het talent uit in drie componenten: fysieke succesfactoren, mentale eigenschappen en dat wat hij plasticiteit noemt, het aanpassingsvermogen aan veranderende omstandigheden. Vooral de laatste maakt Van der Poel een fenomeen volgens De Kegel. Niet dat hij fysiek gezien een middenmoter is: wat betreft de maximale zuurstofopname, de lactaat drempel (~functionele drempelvermogen, ~maximale lactaat steady state)1 en fietsefficiëntie -de drie fysieke parameters die van belang zijn bij duursporten2–  scoort Van der Poel “hoog tot zeer hoog” en behoort hij tot “de beste 10 procent van het profwielrennen”, aldus De Kegel. “Maar niet meer dan dat.”

Vervolgens kijkend naar de mentale component -onder te verdelen in tactische capaciteiten, motivatie en zelfvertrouwen, en het omgaan met druk en stress- grenst Van der Poel wat betreft het laatste aspect wel aan het fenomenale, vindt De Kegel. “Op het moment dat hij fysiek in orde is en alles in de voorbereiding goed gegaan is, is Mathieu de laatste 24 uur richting topprestatie zo ontspannen, dat vind ik indrukwekkend. Een beproefde en bekende strategie voor hem is om te gaan gamen, dat zorgt enerzijds voor genoeg focus maar anderzijds ook voor voldoende afstand.” Maar bovenal is het aanpassingsvermogen van Van der Poel zo zeldzaam snel, dat deze eigenschap hem volgens De Kegel echt uniek maakt. “Hij is een macro absorber, fysiek en mentaal.” Enerzijds gaat het hierbij om het aanpassen op de korte termijn, zoals een omslag in het weer of het wisselen van de crossfiets naar de wegfiets; anderzijds gaat het om de fysiologische adaptatie, waarbij Van der Poels lichaam zich steeds weer razendsnel weet aan te passen aan nieuwe trainingsprikkels, en om het rappe herstel na een val of blessure.

Plan van aanpak

Een nadeel van een atleet met zo’n exceptioneel aanpassingsvermogen is dat er voldoende prikkels geboden worden. “Mathieu verveelt zich snel. Het is al gauw bij hem van ‘dit kan ik nu, op naar het volgende’. Variatie is dus belangrijk en de prikkels moeten elkaar snel opvolgen.”

Ook zo’n exceptionele renner gedijt bij een planmatige aanpak. Aan het begin worden de doelen voor het jaar geïdentificeerd en de bijbehorende fysiologische voorwaarden op een rij gezet. En die zijn anders voor de winst in een cyclocross van één uur dan voor de overwinning in pak hem beet Parijs-Roubaix waar een renner zes uur op de fiets vertoeft. Ook vraagt bijvoorbeeld een mountainbikeparcours vaak om een ruim vermogen van 400-500 watt dat geleverd moet worden met een lage cadans van rond de 50 omwentelingen per minuut, terwijl op de weg datzelfde vermogen bij het dubbele aantal omwentelingen getrapt moet worden. Ondanks zijn buitengewone aanpassingsvermogen betekent dit dat Van der Poels fysiologie langzaam geëvolueerd is richting het wegwielrennen. De Kegel: “Hij wint de cross nu vooral vanwege zijn hoge functionele drempelvermogen dat hij op de weg ontwikkeld heeft en minder vanuit de punch waar hij een paar jaar geleden nog het verschil in kon maken.”

Ieder doel leidt vervolgens tot een concreet plan dat structuur biedt, een duidelijke richting en variatie geeft en voldoende uitdagend is. Maar ook realistisch, legt De Kegel uit. “De succesfactor is enorm belangrijk voor Mathieu; hij vindt het moeilijk om dingen niet te kunnen. Wanneer hij bepaalde intervallen moet uitvoeren, moet ik er dus wel voor zorgen dat hij dit ook kan bolwerken. Falen is namelijk geen optie voor Mathieu: dan wil hij zijn lichaam alsnog in allerlei bochten wringen om de training af te werken. Maar zoiets gaat dan ten koste van het beoogde effect.”

Het plan is niet in beton gegeten: er moet genoeg flexibiliteit zijn om bij te sturen en in te grijpen wanneer de dingen niet gaan zoals gedacht. Toen Van der Poel na de lock-down niet de vooruitgang in de training boekte waarop was gehoopt, werd alsnog een hoogtestage ingepland hoewel die in niet in het originele plan was opgenomen, geeft De Kegel als voorbeeld. Hierbij hamert de coach op het belang van het meedenken van de renner tijdens het begeleidingsproces. “Dit leidt tot de beste resultaten. ‘Perform AND report’ moet onderdeel van de cultuur worden: de atleet moet niet alleen de trainingsopdrachten gericht uit kunnen voeren maar ook de coaches voorzien van informatie hierover.” De Kegel verwijst hierbij naar het eerder in Sportgericht behandelde proefschrift van Teun van Erp, waarin het belang van subjectieve input van de renner zelf, als aanvulling op de gemeten data, duidelijk naar voren kwam.3   

  1. Bon MA van & Vroemen G (2018). Power Speed Profile, prestatiemodel voor wegwielrennen (deel 1). Sportgericht, 72 (5), 8-15.
  2. Joyner MJ & Coyle EF (2008). Endurance exercise performance: the physiology of champions. Journal of Physiology, 586 (1): 35-44.
  3. Van Teeffelen J (2020). Belasting, intensiteit en prestatie in het profwielrennen. Sportgericht, 74 (1), 18-21.