SportWetenschap

Doping in het schaatsen (2): astmamedicijnen en afwijkende bloedwaarden

Harm Kuipers (l) feliciteert Peter Nottet (?) tijdens IJsselcup schaatswedstrijden Deventer 1971 (Fotograaf Onbekend / Anefo, [onbekend] [CC0])

‘De Volkskrant belooft met nieuwe onthullingen over doping in de schaatssport te komen. Dat er iets gevonden wordt, lijkt onvermijdelijk. Waarschijnlijk is het niet eens nodig om 33 jaar terug in de tijd te gaan.’ Zo luidde de slotzin van het artikel dat ik eind vorig jaar schreef naar aanleiding van het nieuws over het verdwenen ‘dopingkoffertje’. De combinatie van een gebrekkig antidopingbeleid en een zelf-gerapporteerd middelengebruik van bijna vijf procent door Nederlandse topatleten, waaronder schaatsers, maakte het in mijn ogen evident dat in ons land dopingregels overschreden worden en dat ook de schaatssport niet schoon is. 

De Volkskrant deed wat het beloofde en publiceerde een serie vervolgverhalen. Echt knallen doet het nog niet, daarvoor is het bewijs te fragmentarisch. Maar uit gesprekken met oud-topschaatsers en artsen komt overduidelijk een beeld naar voren dat ook in de schaatssport de grenzen worden opgezocht als het om het gebruik van verboden middelen gaat. Zo werden in de jaren tachtig en begin jaren negentig van de vorige eeuw anabole steroïden aangeboden door bondsarts Pluijmersterwijl huisarts Karsten een groep van vier topschaatsers bij het gebruik ervan begeleidde. Tussen 2000 en 2010 waren er astmamiddelen en ontstekingsremmers die soms zonder medische noodzaak aan schaatsers werden voorgeschreven.

Lees verder op SportknowhowXL