WetenschapWielrennen

Van Vleuten versus Dumoulin: wat zeggen de data?

filip bossuyt from Kortrijk, Belgium, CC BY 2.0 , via Wikimedia Commons

Afgaande op de uitslagen waren Annemiek van Vleuten en Tom Dumoulin als Nederlands sterkste ronderenners van het afgelopen decennium aan elkaar gewaagd. Maar in hoeverre moesten ze tijdens de koers eenzelfde inspanning leveren en hoe ging hun lichaam hiermee om? Inmiddels met wielerpensioen durven de twee hun vermogensdata naast elkaar op tafel te leggen. Het levert ze direct een gezamenlijke wetenschappelijke publicatie op.

Annemiek van Vleuten op plek 2, Tom Dumoulin op 3. Een paar jaar geleden hadden dit prima de podiumplaatsen na een etappekoers of tijdrit van beide succesvolle Nederlandse renners kunnen zijn. Maar aangezien de twee hun racefiets aan de wilgen hebben gehangen, draait het hier om iets anders. Iets heel anders zelfs: het is de volgorde waarin Van Vleuten en Dumoulin als auteurs boven het zojuist verschenen wetenschappelijk artikel te vinden zijn. ‘Former Professional Cyclist’ Annemiek van Vleuten op plek 2, ‘Former Professional Cyclist’ Tom Dumoulin op 3. Op 4 komen we Louis Delahaije tegen, de trainer-coach die Van Vleuten zowat tijdens haar gehele carrière bijstond en dit in de laatste maanden ook voor Dumoulin deed.

Hier is iets bijzonders aan de hand. Want meeschrijven aan een wetenschappelijk artikel is nou eenmaal geen dagelijkse kost voor wielrenners en hun trainer. Het Duitse sprintkanon Marcel Kittel was in 2021 waarschijnlijk de eerste, toen hij samen met de doorgewinterde wielerwetenschappers Rob Lamberts en Teun van Erp een doorwrochte analyse van zijn 14 gewonnen Toursprints publiceerde.

Vermogensmeter

Omdat de wetenschap het voor het grootste gedeelte moet hebben van recreatieve sporters als proefkonijn, levert een inkijkje in de fysieke kwaliteiten van een topwielrenner al gauw unieke gegevens op. Geen wonder dan ook dat Lamberts en Van Erp bij Van Vleuten en Dumoulin na hun afscheid van de wielersport aan de bel trokken. Dankzij de vermogensmeter hadden de twee tijdens hun carrière namelijk een berg aan zeldzame data verzameld waar het gros van sportonderzoekers alleen maar van kan dromen.

Nu is er dus het gezamenlijke wetenschappelijke artikel met de titel: ‘Racing Demands for Winning a Grand Tour: Differences and Similarities Between a Female and Male Winner’. Vluchtig vertaald: wat zijn de fysieke uitdagingen die een winnaar van een grote ronde voor zijn kiezen krijgt, en wat zijn de overeenkomsten en verschillen wanneer die winnaar een vrouw of man is?

Ronde van Italië

Het is inderdaad een van de overeenkomsten tussen Van Vleuten en Dumoulin: ze wisten allebei één (Dumoulin; Ronde van Italië) of meerdere (Van Vleuten; Ronde van Italië, Frankrijk en Spanje) grote ronden op hun naam te schrijven. Maar meteen dringt zich dan ook een belangrijk verschil op: hoewel beiden de Ronde van Italië op hun naam schreven, ging dit uiteraard niet om exact dezelfde ronde. In vergelijking met de mannen krijgen de vrouwen in het profwielrennen namelijk nog altijd een onevenredig klein aantal koerskilometers voorgeschoteld.

Het zit een evenwichtige vergelijking van de kwaliteiten van Van Vleuten en Dumoulin behoorlijk in de weg. Maar in ieder geval komt de Ronde van Italië, met 10 etappes bij de vrouwen (Giro Rosa) en 21 bij de mannen (Giro d’Italia), nog het dichtst in de buurt. Dumoulin won hem in 2017 (en werd tweede in 2018), Van Vleuten deed dit in 2018, 2019, 2022 en 2023. Voor de wetenschappelijke analyse pakte Van Vleuten daarom haar getrapte vermogens in 2018 en 2019 erbij, Dumoulin deed dat voor 2017 en 2018.

Bergop

Dat die vermogens indrukwekkend waren, zal voor niemand een verrassing zijn. Al eerder liet Dumoulin zijn fysieke kwaliteiten tijdens een grote ronde in een wetenschappelijk artikel optekenen. De combinatie van een hoge zogeheten functionele drempel van ~415 watt -het vermogen dat een renner lange tijd kan trappen zonder dat heftige vermoeidheid meester van hem maakt- en relatief weinig kilo’s aan lichaamsgewicht (~70) die hij bergop omhoog moet zeulen, maakte Turbo Tom een ideale kandidaat om een grote ronde naar zijn hand te zetten. In de Giro’s van 2017 en 2018 wist Dumoulin, wanneer het langer dan twintig minuten bergop ging, een vermogen van rond de 6 watt per kilogram lichaamsgewicht te fietsen.

Zetten we hier de getallen van Van Vleuten tegenover, dan zien we dat zij met haar frêlere lichaam van ~55 kilo logischerwijs een lager absoluut drempelvermogen van net onder de 300 watt haalt, maar bergop wel een stuk minder last van de zwaartekracht heeft. Het resultaat is dat Van Vleuten in de Giro’s van 2018 en 2019 wanneer er langer dan 20 minuten geklommen moest worden, een relatief vermogen van ongeveer 5,4 watt per kilogram lichaamsgewicht trapte. Dat Van Vleuten hierbij ten opzichte van Dumoulin zo’n 10% achterblijft, ligt geheel in de lijn der verwachting afgaande op de fysiologische verschillen die er tussen vrouwen en mannen bestaan.

Hoogste versnelling

Van Vleuten had dus een kleinere motor ter beschikking dan Dumoulin. Maar zij moest die tijdens de koers wel veel vaker in de hoogste versnelling zetten. De onderzoekers keken hiervoor naar de tijd dat de renners boven hun drempelvermogen trapten (en dus ‘in het rood’ gingen). Uiteraard gebeurde dit bij beide renners veelvuldig in de tijdritten, maar terwijl Dumoulin in de andere etappes het méér dan 90% van de tijd relatief rustig aan kon doen (en onder zijn drempel bleef), moest Van Vleuten veel vaker aan de bak. Het resulteerde erin dat zij één vijfde van de tijd boven haar drempelvermogen trapte en dan dus volle bak moest gaan.

Het is waarschijnlijk het gevolg van de kortere etappes in de Giro Rosa ten opzichte van de mannelijke evenknie (95 versus 170 kilometer). Het zorgt ervoor dat de vrouwen vanaf de start van de race er vaak al in knallen, terwijl de mannen er hun gemak nog van nemen. De onderzoekers zagen dit verschil in racestrategie ook terug in de vermogensdata: terwijl Dumoulin pas in het laatste kwart van een vlakke etappe zijn motor serieus hoefde aan te zwengelen, deed Van Vleuten dit al vanaf de eerste kilometer.

Alleen als het om een bergrit ging, dan moest ook Dumoulin al vanaf de start serieuzer aan de bak. Het bijbehorende vermogen dat hij dan trapte, lag over de gehele lengte van de etappe boven de 50% van zijn drempelwaarde en ging in het laatste kwart ervan zelfs richting de 80%. Maar Van Vleuten deed hier nog een schepje bovenop en wist gemiddeld genomen 90% van haar drempelvermogen in te zetten in de finale van een bergetappe.

Vermoeidheid weerstaan

Naast het belang van het inzetten van de motor op de juiste momenten in de koers, mag die ook niet plotseling gaan haperen. Kortom: een renner moet tijdens een race de vermoeidheid dusdanig zien te weerstaan dat hij of zij aan het eind ervan nog bijna dezelfde vermogens weet te halen als aan het begin. Het blijkt vaak dé beslissende factor in het profwielrennen en al helemaal in een grote ronde: een slechte dag kan immers alle hoop op een goed klassement in één klap wegvagen.

Dat Dumoulin en Van Vleuten inderdaad meesters waren in het voorkomen van serieuze vermoeidheid in het lijf, toonden hun data. Of het nu ging om een korte explosieve tussensprint van 1 minuut, een demarrage van 5 minuten of een inspanning rond hun drempel die 20 minuten duurde: hun getrapte vermogens bleven lang onveranderd hoog. Pas als het lichaam 75% (Van Vleuten) of 80% (Dumoulin) van de totale energie die een etappe kostte, had verbruikt, ging de prestatie op de fiets wat achteruit.

Het zijn exceptionele cijfers die niet eerder gerapporteerd zijn, zo schrijven de auteurs. En zij kunnen het weten. Het legt de lat hoog voor wie ervan droomt ooit een grote ronde te winnen. 

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.

Mijn gekozen waardering € -