Hoewel vermogensdata de wielersport steeds meer in hun greep krijgen, worden ze slechts mondjesmaat met de buitenwereld gedeeld. Gisteren publiceerde een wetenschappelijk tijdschrift de gegevens van Tom Dumoulin tijdens de laatste vier grote ronden die hij uitfietste. De Limburger was de afgelopen jaren een puike fietsmachine, zo laten zijn fysiologische specificaties zien.
Menig collega-promovendus in de bewegingswetenschappen zal jaloers op Teun van Erp zijn. Want waar zij met muizen op een looprad moeten aanklooien of ongetrainde studenten dienen aan te sporen om voluit op een fietsergometer te trappen, kon Van Erp tijdens zijn promotieonderzoek beschikken over een proefkonijn dat buitengewoon getalenteerd, intrinsiek gemotiveerd én superfit was. Als scientific expert had Van Erp namelijk eenvoudig inzage in de inspanningsdata van de renners van de Sunweb ploeg. Waaronder die van Tom Dumoulin.
De Limburgse ronderenner wordt niet met naam en toenaam genoemd in het wetenschappelijk artikel dat Van Erp met zijn collega’s van de Vrije Universiteit in Amsterdam en de universiteit van Wisconsin in La Crosse in de Verenigde Staten publiceerde, maar iedere wielerkenner ziet in één oogopslag dat de ‘atleet die in de Vuelta in 2015, de Giro in 2017 en 2018, en de Tour in 2018 op de 6e, 1e, 2e en 2e plek, respectievelijk, eindigde’ onmiskenbaar Turbo Tom is. Op het einde van het artikel wordt de renner vriendelijk bedankt voor zijn deelname aan het onderzoek, maar heel veel extra tijd zal het Dumoulin niet gekost hebben. De vermogensmeter op zijn fiets leverde de data, de renner (of één van de mecaniciens) moest hem alleen voor elke rit netjes ijken.
Insteek
Het leverde Van Erp een brei aan onderzoeksdata op waar hij een tijd op moest kauwen voordat hem duidelijk werd wat de insteek van het artikel ging worden. Want zomaar wat vermogensdata van een toprenner presenteren, daar zit de wetenschappelijke wereld niet echt op te wachten. In het verleden waren er bijvoorbeeld al case studies van Miguel Indurain, Lance Armstrong en Chris Froome tijdens een inspanningstest in het lab gepubliceerd. Ze gaven inzicht in de uitzonderlijke fysieke kwaliteiten die een klassementsrenner moet hebben om hoog in een grote ronde te eindigen. Andere studies lieten zien dat het rijden van een drieweekse wielerronde tot prestatieverlies en vermoeidheid leidt, maar hierbij werden de gegevens van een heel team -zonder onderscheid tussen klassementsrenners, knechten of sprinters- op één hoop gegooid.
Van Erp concentreerde zich daarom op de vraag hoe zwaar het rijden van een grote ronde voor een klassementsrenner is én hoeveel vermogen hij bergop moet leveren om in de top mee te doen. Dat antwoord moest te halen zijn uit de output van Dumoulins fietscomputer, alhoewel die ook wel eens haperde door een val of niet werd overgezet tijdens een fietswissel. Zo miste Van Erp in iedere grote ronde de gegevens van twee etappes. En daar zaten best interessante bij. Wat bijvoorbeeld te denken van de 9e etappe in de Vuelta van 2015 toen Dumoulin net voor Froome als eerste de streep bovenop de steile Alto de Puig Llorença passeerde? Er zal geen kwade opzet in het spel zijn: de auteurs vermelden immers netjes dat ‘de resultaten van de studie eerlijk zijn gepresenteerd, zonder fabricage, vervalsing, of ongepaste datamanipulatie’.
Uiteindelijk analyseerde Van Erp 76 etappes in totaal, vier keer 19 in iedere ronde. De vier ronden (Vuelta ’15, Giro ’17 & ’18, Tour ’18) waren statistisch gezien niet anders wat betreft de lengte van de etappes en het aantal hoogtemeters, en ook niet wat betreft de inspanning die Dumoulin leverde: het gemiddelde vermogen dat hij per etappe trapte, zijn snelheid en de totale hoeveelheid energie die hij verbruikte, verschilde niet tussen de ronden.
Drempelvermogen
Een gemiddeld vermogen zegt natuurlijk niet zoveel omdat een renner zich tijdens het grootste deel van de koers kan sparen in de buik van het peloton. Bij Dumoulin ging het om zo’n 80 procent dat hij in de rustige vermogenszones 1 tot en met 3 fietste, merkte Van Erp op toen hij het getrapte vermogen opdeelde in vijf stukken zoals de wetenschappelijke richtlijnen het voorschrijven. Van Erp ging hierbij uit van Dumoulins anaerobe drempelvermogen (het vermogen dat een renner een uur vol kan houden zonder dat een overmaat aan lactaat zich in het bloed ophoopt) van 408, 409, 417 en 417 watt, respectievelijk, tijdens de Vuelta, de beide Giro’s en de Tour.
Het is een drempelvermogen dat amper verschilt van de 419 watt die voor Chris Froome gerapporteerd is. Het is wel een stuk lager dan Indurain in zijn beste dagen noteerde (505 watt) maar omdat elke kilogram die een renner moet meezeulen vooral bergop er eentje teveel is, wordt het vermogen veelal gecorrigeerd voor het lichaamsgewicht. Dan komt Dumoulin (5,8 watt per kilo tijdens Vuelta 2015 en Giro 2017; 5,9 watt per kilo tijdens Giro 2018; 6,0 watt per kilo tijdens de Tour 2018) aardig in de buurt van de Spanjaard (6,2 watt per kilogram) en blijft op dezelfde hoogte als Froome, die met zijn gewicht van rond de 70 kilo amper verschilt van Dumoulin. Van Erp noteerde voor de Limburger 69,9 – 70,3 – 70,5 – 69,0 kilogram tijdens de vier ronden.
Langdurig overschrijden van het anaerobe drempelvermogen is wat een renner probeert te vermijden omdat dit gepaard gaat met brandende benen en het nare gevoel van vermoeidheid. Zo’n 10 procent van de tijd in een grote ronde fietste Dumoulin rondom zijn anaerobe drempelvermogen in zone 4, net zoals hij dat in de hoogste zone 5 deed. Van Erp zag wel dat de Limburger in de Giro van 2018 beduidend minder tijd in zone 5 verbleef (334 minuten) dan in de andere grote ronden (Vuelta: 531 minuten, Giro 2017: 533 minuten, Tour 2018: 493 minuten. Hij vermoedt dat dit kwam omdat het gemiddelde tempo en getrapte vermogen in de Giro van 2018 net wat hoger lagen.
Bergop
De bergetappes zijn uiteraard het terrein waar het klassement in een grote ronde gemaakt wordt. Van Erp analyseerde de vermogensdata van Dumoulin tijdens de sleutelbeklimmingen (7-9 per ronde, lengte ~10 kilometer, stijgingspercentage ~7,5 procent) en kwam uit op een gemiddelde van 5,9 watt per kilogram lichaamsgewicht dat de Limburger gedurende bijna een half uur bergop trapte. Het is stevig maar niet buitenaards: voor inspanningsfysiologen ligt de grens van het menselijk prestatievermogen op 6,4 watt per kilo dat een atleet gedurende langere tijd kan volhouden.
Maar dan gaat het om frisse, uitgeruste atleten en niet om renners die bijna drie weken dagelijks ruim vier uur op hun fiets zitten en vóór de sleutelbeklimming van de dag het asfalt al vaker omhoog hebben zien lopen. En bovendien ging het wederom om een gemiddelde. Tijdens de 15 kilometer lange beklimming van de Etna in de 6e etappe van de Giro in 2018 wist Dumoulin gedurende 50 minuten precies 5,9 watt per kilo te trappen, maar in de koninginnenrit -die ene waar Froome op de Finistre demarreerde en uiteindelijk zijn dubbelslag sloeg- kwam Dumoulin tijdens de ruim 20 minuten durende slotklim naar Bardonecchia, de Jafferau, niet boven de 5,5 watt per kilo uit; tijdens de korte eindklim van de 11e etappe in Osimo die maar een paar minuten duurde, wist hij juist meer dan 7,5 watt per kilogram te trappen.
De ene klim is de andere niet, zo blijkt maar weer. Van Erp wist de vinger te leggen op de factoren die Dumoulins vermogen bergop beïnvloedden. Logischerwijs waren dat de duur van de klim en het aantal hoogtemeters dat de renner vooraf aan de klim al achter de rug had. Maar ook het stijgingspercentage bergop was van belang. Hoe vlakker de aanloop, en hoe korter en steiler de slotklim, des te groter het vermogen dat Turbo Tom wist te trappen. Het verklaart dat Dumoulin de slotbeklimmingen tijdens de door hem gewonnen Giro van 2017 met een gemiddelde van ‘slechts’ 5,7 watt per kilo opfietste: ze waren gewoon een stuk langer.
Fietsmachine
Het was een betrouwbare en onvermoeibare fietsmachine die Sunweb tussen 2015 en 2018 in het Europees hooggebergte op pad stuurde. Want Dumoulins vermogen bleef bergop onveranderd hoog, ongeacht hoe lang de ronde al onderweg was. Het onderscheidde Turbo Tom van de subtoppers die in een eerdere studie doorgemeten waren en bij wie een afname van tien procent in prestatie gevonden werd nadat ze een grote ronde hadden volbracht.
Dit jaar kwam de Limburgse fietsmachine door een valpartij plots tot stilstand en moest grondig gereviseerd worden. Het is de vraag of de fysiologische specificaties ervan intact gebleven zijn.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.