De voetballer die een kruisje slaat voordat hij de penalty neemt. De tennisser die de bal precies zeven keer op de grond stuitert voordat hij serveert. Geloofsuitingen en vaste rituelen zijn alom aanwezig op de sportvelden. Hoe zit dat bij de sporters op de Utrechtse Heuvelrug? Voor de Stichtse Courant vroeg ik het vijf van hen.
Barbara Brouwer, korfbal international
“Ik ben christelijk opgevoed maar ben er tegenwoordig niet echt meer mee bezig. Wanneer ik bij mijn opa en oma eet, vind ik het heel normaal dat we voor het eten bidden. Daar heb ik dan ook alle respect voor. Het geloof heeft absoluut geen impact op het uitoefenen van mijn sport. Als iets niet lukt, dan gooi ik er wel eens een vloek uit. Niet netjes, maar in het heetst van de strijd gebeurt het soms. Vroeger spraken mijn ouders me daar op aan, nu ik ouder ben is dat minder.
Rituelen? Ja, ik heb eigenlijk altijd hetzelfde aan tijdens een wedstrijd. Niet alleen het gebruikelijke shirt en rokje, maar ook mijn sokken, ondergoed, schoenen en het elastiekje in mijn haar. Die kan ik aan het eind van het seizoen meestal wel weg doen, ja. Het is gekomen toen ik op een gegeven moment erover nadacht wat ik aanhad toen ik goed speelde. Omdat dat ‘geluk’ bracht, heb ik die kleren vervolgens een heel seizoen aangetrokken.
Bij het omkleden doe ik ook altijd eerst mijn linker-brace, sok en schoen aan en begin daarna pas met mijn rechtervoet. En voor de wedstrijd moet ik ook altijd een banaan gegeten hebben. Of die banaan heilig voor me is? Eh, nee. Soms is er geen banaan maar dan heb ik vaak nog wel een ander fruitstuk dat ik kan eten. Werkt ook prima heb ik gemerkt.”
Peter van der Pol, A-marathonschaatser
“Ik ben opgevoed met het christelijk geloof. Ik geloof in God: ik ga naar de kerk, ik bid voor het eten en probeer het geloof uit te dragen in mijn ‘zijn’. Het geloof heeft ook zeker invloed op mijn sport want geloven is voor mij een manier van leven, ook tijdens het schaatsen. Ik bid soms voor een wedstrijd dat deze zonder ongelukken mag verlopen en iedereen gezond weer thuis komt. Ook bid ik wel eens om rust en vertrouwen dat het goed zal komen, wanneer ik gespannen voor een wedstrijd ben. Of ik wel op zondag mag schaatsen? Ja hoor, als ik een wedstrijd heb op zondag rij ik deze gewoon, maar anders ga ik zeker naar de kerk. Geloven doe je elke dag en niet alleen op zondag.
Bijgeloof? Nee, daar heb ik helemaal niks mee.”
Jelle Adema, voetballer FC Driebergen 1
“Ik ben van huis uit niet gelovig opgevoed. Wél heb ik op een christelijke basisschool gezeten waar ik graag luisterde naar de Bijbelse verhalen. Het geloof heeft geen invloed op de manier waarop ik mijn sport uitoefen maar ik probeer wel altijd rekening te houden met de geldende normen en waarden.
Voor een wedstrijd heb ik twee vaste rituelen. Het eerste heeft met mijn voeding te maken: ik eet van te voren altijd een kop soep en een banaan. Die banaan één uur voor de wedstrijd, de soep twee uur: in de winter is het vaak erwtensoep, als het wat warmer wordt vaak een tomaten/groentesoep. Waarom deze combinatie? Het eet sowieso gemakkelijker weg dan een droge boterham en ik heb het idee dat ik zo genoeg voedingstoffen binnen heb voor de hele wedstrijd. Ik heb een aantal goede wedstrijden op rij gespeeld waar ik tot aan de laatste minuut nog steeds veel energie had; voor die wedstrijden had ik soep en een banaan gegeten, vandaar. Als ik een keer geen soep of banaan voor de wedstrijd neem? Oef, dan merk ik dat ik minder energie heb. Daar kan ik mij dan wel zorgen om maken, ja.
Het tweede ritueel voor de wedstrijd is een verplicht bezoek aan het toilet. Meestal is het nodig en dat zal zeker ook met wedstrijdspanning te maken hebben. Maar ik ga ook naar het toilet als ik niet echt hoef. Het is een automatisme geworden, ik doe het onbewust.”
Dewi Dijkman, fulltime tennisster
“Ik ben niet gelovig opgevoed en het geloof heeft als zodanig ook geen enkele invloed op mijn sportbeleving.
Vaste rituelen, die heb ik eigenlijk niet op de tennisbaan. Ik geloof ook niet dat vaste gewoontes en patronen mij helpen om een wedstrijd te winnen. Wel probeer ik vóór mijn wedstrijden steeds dezelfde voorbereiding te hebben. Dat geeft me vertrouwen en ontspanning.”
Aart Stigter, langeafstandsloper
“Ik ben gelovig opgevoed, Nederlands Hervormd. Ik moest in m’n jeugd verplicht naar de kerk, maar daar ben ik op mijn 17e mee gestopt toen ik het ouderlijk huis verliet. Tegenwoordig kom ik amper nog in de kerk, hoogstens als mijn partner Ellen een optreden met haar koor heeft of bij een begrafenis. De kerk geeft me overigens wel een gevoel van rust en ik vind het een prettige plek voor bezinning. Ik heb ook niets principieels tegen het geloof, het is fijn als mensen daar hoop en liefde uit kunnen putten. Bidden doe ik niet. Alhoewel, in zeer zware nood weet ik me nog steeds tot God te wenden. Dat is er kennelijk in mijn jeugd goed ingesleten.
Of het rituelen zijn weet ik niet, maar ik hou ik me voor iedere wedstrijd wel vast aan een bepaald patroon. Ik hou van structuren: zo wil ik minimaal 75 minuten voor de start van een wedstrijd al aanwezig zijn, 60 minuten voor aanvang beginnen met de warming-up en 20 minuten voor de race mijn wedstrijdschoenen aantrekken.
Een soort bijgeloof is wel ‘de grote boodschap’. Zoals mijn broer -hij was ook een getalenteerd hardloper- het ooit uitdrukte: ‘twee keer voor de wedstijd naar de wc is een slechte wedstrijd, drie keer drukken wordt een gemiddelde race en vier keer poepen in de uren voorafgaand wordt een topprestatie.’ Die woorden hebben in de afgelopen 40 jaar bij mij niet aan kracht ingeboet!”